Dinkel





Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen..

Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen
Daar waar door zwiepend natte regen
het water de oever is ontstegen
Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen
Daar waar onder hoge voorjaarsluchten
de vrachten meidoornbloem de takken laten zuchten
Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen
Daar waar in het geurend groene gras
de Kievit-nestplaats was
Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen
Daar waar op zomerzwoele dagen
de hooilucht over het water wordt gedragen
Daar aan de Dinkel zou je moeten wonen
Daar waar de late herfstwind het blad plukt met volle handen
en als bruine boten op het water doet belanden
Daar aan die zoete Dinkel zou je moeten wonen


En altijd is er weer die Dinkel……………

Eens moet het begonnen zijn met een zwempartijtje, als klein jochie, samen met mijn ouders aan de witte zandoever van de Dinkel. Ik denk dat ik op een onbewaakt moment bij het kopje onder gaan een slok Dinkelwater heb binnengekregen. Toen heeft zich in mij een proces voltrokken waardoor het water zich op de een of andere wijze met mijn bloed, mijn lichaam en mijn geest heeft verbonden.

Sinds dat moment is er in mijn leven altijd één constante factor, de Dinkel.
Ik kom er niet van los.

In de zomer vloeit het water onder de witte Zoekerbrug door alsof het geen haast kent en zo lang mogelijk wil doen over de reis naar de Vecht, het IJsselmeer en uiteindelijk naar de grote zoute zee.
De specifieke geur van het Dinkelwater wordt overstemd door de geur van versgemaaid gras en het op de weiden langs de oevers drogende hooi. Het licht weerspiegelt in diepe warme kleuren en de lachende zon wordt teruggekaatst alsof het hier een spel betreft.
En nog altijd spelen kinderen op een warme dag in het water dat zich langs de uitgesleten oevers van het Lutterzand kronkelt. Misschien is tussen die vrolijk dartelende kinderen ook een kind dat een slok binnenkrijgt waardoor hij of zij voor altijd verknocht zal raken aan de Dinkel. ….Er zijn ergere dingen die je in het leven kunnen overkomen.


In de herfst te staan op de Zoekerbrug, met de rug naar dat deel van de Dinkel dat als in een corset gevangen ons land binnenstroomt en te genieten van de laatste koesterende stralen van de zon die op je schouders rusten als een troostend warme hand, dat opent je oog dat naar binnen kijkt, naar binnen in het diepst van je ziel.
Het water, dolblij van het corset verlost te zijn, schuurt zich weldadig aan de ruige oever.
In hervonden vrijheid walst het van de ene oever naar de andere en trekt verder op z’n reis. Elk klein golfje trekt langs het Losserse zand. Onder de houten brug bij Aarnink is het alsof het riviertje ons land alweer wil verlaten maar nee, op het laatste moment bedenkt de Dinkel zich, het zou zonde zijn om Beuningen, het Lutterzand en het Singraven zo maar aan z’n lot over te laten. Voort gaat de stroom, door het uitgesleten bed, onder overhangende bomen, die in de laatste herfstzon, spetterend hun goudgele kleuren vertonen alsof ze vóór de grijze winterjas, nog één keer hun beste pak hebben aangetrokken.

Op een grijze winterdag is het alsof de Dinkel uit zijn jasje is gegroeid. Tot ver buiten de oevers staat het water. De bomen die in de zomer ver weg staan van de waterkant, krijgen eindelijk de gelegenheid om zichzelf eens te bekijken in de spiegeling van het opgestuwde water. De strenge vorst laat het beeld verstarren en een waterige zon laat het ijs schitteren als diamant. De wandelaar staat met zijn handen diep begraven in zijn zakken te kijken naar zijn witte adempluim die oplost in de wind. De ogen toegeknepen tegen het spiegelende oppervlak. Gek toch, hij wordt niet koud ondanks de bijtende vrieswind, het kan niet anders dan dat de warmte die hij voor dit riviertje voelt zijn hart zo verwarmt dat de strenge kou verdreven wordt. Het is stil aan de oever, niets beweegt, de witte mantel van de winter bedekt het landschap en zelfs het prikkeldraad heeft zich laten toedekken door een mantel van ijskristal waardoor het zijn onbarmhartige puntigheid verliest.

En dan is daar het voorjaar……, ik wrijf eerst nog eens mijn ogen uit want waar vanochtend nog slechts dorre takken waren, zie ik plots een spatje groen. Ik weet wat dat betekend en ik haast me naar de brug om te kijken of het er al is……. Ja, daar zie ik de struiken die zich beschermend over de Dinkel buigen, hebben zich getooid in oogverblindend witte bloesem als ware het een bruiloftsfeest waarvoor de bruid haar mooiste sluier te voorschijn heeft gehaald. De sluier steekt af tegen het allermooiste hemelblauw en de muziek is ook al van de partij. Hoog in de lucht wordt een aubade gebracht door de Kievit, keurig in z’n zwart met witte pak. Het lied wordt overgenomen door alle vogels die zich koesteren in de eerste stralen van een nieuwe voorjaarszon.
Het water van de Dinkel neuriet zachtjes mee, luister maar eens goed, het lied is het lied van de seizoenen, het lied van de eeuwigheid


Als er ooit het moment komt dat ik mijn lichaam moet verlaten en ik verder ga langs de weg tot achter de verste planeten, dan lijkt het mij niet meer dan logisch dan hetgeen er van mij rest, toe te vertrouwen aan moeder Dinkel, zo maar vanaf de Zoekerbrug op een zonnige ochtend , zo maar terug naar het begin van het leven, terug naar de moederschoot, ….terug naar de bron.

 





 

Dinkel
Van meander naar meander
Van de ene oever naar de ander
Het water buitelt langs de uitgesleten waterkant
De schaduw valt in het water maar wordt niet nat
Met de Dinkel heb je dat

De witte brug weerspiegelt lachend in het zonnig glimmend oppervlak
Het water ziet in het voorbijgaan slechts een glimp van de leuning
en heeft al stromend, eventjes een dak

Geen opmerkingen:

Een reactie posten